Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en [16]land, om een [17]Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een [18]kind der helle, tweemaal meer dan gij [zijt]. 16. Grieks, het droge; Gen.1:10. 17. Grieks, Proselyton; dat is, een aankomeling, die namelijk van den heidense godsdienst zich begeeft tot de Joodse, gelijk daar was Nikolaus, een aankomeling van Antiochie; Hand.6:5; zie 1 Kron.2:55; Ezech.14:7; Hand.2:10. 18. Grieks, zoon; dat is, waardig der helse verdoemenis; 2 Sam.12:5.